bestaat niet in de onstoffelijke wereld. Het tijdelijke, stoffelijke lichaam is de tijdelijke drager van de ziel, die blijft. (...) De ziel, los van het lichaam, komt in contact met overleden personen. Wordt bijgestaan bij de overgang door beschermgeesten. (...) De dood is een ontwaken, is een zich herinneren van de ziel. Tijdens het leven is het bewustzijn de waarheden uit de onstoffelijke wereld vergeten. Kort na de dood is er een oordeel van de ziel. (...) De ziel is gevangen in het lichaam en wordt door de zintuigen beperkt in waarnemen.' Aldus Plato (427-347 v. Chr.)
Het bovenstaande citaat vertoont een grote overeenkomst met de kennis van de Indiase filosoof Swami Rama (1925-1996). Rama is bekend geworden als de eerste yogi die zich door Westerse wetenschappers liet onderzoeken. Dat was in het Menninger-Instituut in de V.S. Rama bleek in staat automatische en onbewuste lichaamsprocessen door middel van zijn bewuste wil te controleren of te veranderen. Zo kon hij zijn hartslag gedurende 17 seconden veranderen in een ritme-stoornis van meer dan 300 slagen per minuut zonder hierbij zijn bewustzijn te verliezen. Verder kon hij zijn bloeddruk en lichaamstemperatuur veranderen, de hersengolven op zijn EEG veranderen in een patroon dat past bij diepe slaap, en demonstraties geven van telekinese, het verplaatsen van voorwerpen door 'gedachte-kracht'.
Hij schrijft: Het is niet mogelijk door middel van intellectuele argumenten of discussies te begrijpen wat er na de dood bestaat. De absolute waarheid kan niet wetenschappelijk worden bewezen omdat deze niet kan worden waargenomen, geobjectiveerd, of aangetoond door onze zintuigen. Dat is de reden waarom wetenschappers niet tot harde conclusies kunnen komen over de onsterfelijkheid van de ziel en over het leven na dit leven, en niets hen ook tot een andere mening kan brengen. (...) De objectieve wereld is slechts de helft van het universum. Wat wij waarnemen met onze zintuigen is niet de complete wereld. De andere helft van het universum, die bestaat uit het bewustzijn met gedachten en gevoelens, kan niet met onze zintuiglijke waarneming van uiterlijke voorwerpen worden verklaard. (...) Onze ziel blijft eeuwig volmaakt en wordt na de dood niet vernietigd of ontbonden. Leven en dood zijn niet meer dan verschillende namen voor hetzelfde feit; het zijn de twee kanten van een medaille. (...) De dood is niet angstwekkend, maar de angst voor de dood is angstwekkend. Het stervensproces op zich is niet pijnlijk; het is meer een verandering van omstandigheden. Gebrek aan voorbereiding en gehechtheid zijn de oorzaak van de pijn die tijdens het moment van sterven wordt ervaren. Men lijdt omdat men niet in staat is volledig los te laten.