maandag 15 oktober 2012

De periode

van 1618 tot en met 2012 werd door de Maya's de laatste Baktun genoemd en door hen beschreven als de Transformatie van de Materie, de periode waarin de wereldbeschaving zo materialistisch zou worden, zo ver in de stof afzinken, dat deze als vanzelf moest transformeren naar het geestelijke. Met zijn fenomenale kalenders heeft de Maya-cultuur ons een heleboel praktische handreikingen geschonken om te kunnen omgaan met de toegenomen turbulentie van ons dagelijks leven. Van meer dan 17 kalenders (!) zijn de Tun Uc, de jaarkalender van 13 maanden van 28 dagen, en de Tzolkin, de spirituele kalender van 13 Tonen en 20 Zegels (samen 260 dagen) waarschijnlijk de belangrijkste. Samen maken deze 2 kalenders een raderwerk van 52 jaar. En wat blijkt: dit al duizenden jaren werkende raderwerk biedt een middel om je dagelijks af te stemmen op de 'energie van de dag'. Een soort energie-weerbericht dus. 

Kalenders hebben uiteraard alles met de tijd te maken, maar... wat is de tijd eigenlijk? 

Volgens de oude Indiase Veda's is de tijd niet meer dan een soort afval, dat ontstaat waar het geestelijke (de Grote Geest) botst met het stoffelijke. De tijd is een soort stofwolk, gruis dat opstuift wanneer of daar waar de Grote Geest niet meer kan doordringen in de materie. En dan is het aan de mens om het geestelijke te laten doordringen in de materie. 
Zo schrijft Peter Toonen in zijn boek De Natuurlijke Tijd : 'Dat is volgens mij het doel van wat wij de geschiedenis noemen. (...) Voor mij is dit symbolisch voor de taak van de mens: geest en materie met elkaar verbinden. En om dit te laten voltrekken is ons door de Schepper de tijd gegeven. Er wordt ons tijd gegund om Hem/Haar te herkennen in de stof. Want de Geest in de materie brengen is een proces. Met andere woorden: vanuit de materie gezien is er tijd voor nodig. En daarmee stel ik dus dat de tijd zoals wij die ervaren vanuit deze aardse dimensie - de lineaire tijd - slechts bestaat in deze dimensie. Want het enige wat je volgens mij eigenlijk over de tijd kunt zeggen is dat er slechts een voortdurend hier en nu is. Tijd als lijn is een bedenksel waarvan een geldige werking zich slechts uit kan strekken binnen de Derde Dimensie, de aardse, materiële dimensie van lengte, breedte en hoogte. We meten tijd - de Vierde Dimensie - met maatstaven van de Derde Dimensie.'

En daar zit 'm het probleem. Tijd is immers op zichzelf een andere dimensie dan ruimte. Tijd is van een hogere orde, van een hogere dimensie. De Vierde Dimensie beïnvloedt de Derde Dimensie, is waarneembaar in de Derde maar... hoe ga je dat precies uitleggen?

De oude Griekse wijsgeer Plato deed alvast een goede poging met zijn Mythe van de Grot, het verhaal over schaduw en werkelijkheid. In deze allegorie over het beleven van een hogere dimensie vanuit een lagere en andersom, neemt Plato ons mee naar de wereld van de Geest. Van daaruit beschouwt hij de fysieke wereld die zich dan openbaart als een doodse wereld, als een afgeleide van een andere wereld, zoals een poppenspel een afspiegeling is van de wereld van de mensen. Plato vertelt hoe de wijsgeer Sokrates 'het Licht heeft aanschouwd'. Hij heeft vanuit de duisternis, de gevangenis in de duistere grot die de geketende gevangenen (= de mensen) als de enige werkelijkheid beschouwen, toegang gekregen tot het Licht dat tot deze grot doordrong. Door het vertellen van dit verhaal aan Glaucon, verdedigt Sokrates zich ten opzichte van de Staat die hem veroordeelt om zijn verlichte opvattingen. 

De door Plato geschreven 'mythe' van de Grot kunnen we dus vergelijken met ons bewustzijn vanuit de dimensie van ruimte over de dimensie van de tijd. We hebben vanuit 3D weinig besef van 4D. Maar tijd bepaalt ruimte. Je kunt ook zeggen: tijd vult ruimte. De drie-dimensionele ruimte om ons heen bestaat in een/de tijd. Ruimte bestaat omdat er tijd is. En de tijd kent haar eigen wetten:  de Wet van de Tijd. Het is dus niet zo dat de zwaartekracht alle materie bij elkaar houdt, neen, dat doet de tijd!

Een van de meest opvallende symptomen van het niet meer met de natuur verbonden zijn, is het niet meer verbonden zijn met de natuurlijke cycli van de tijd. De mens heeft naast de biosfeer een eigen technosfeer geschapen. De mens heeft een eigen tijd geschapen, los van de natuur. De mens heeft bijvoorbeeld een jaarindeling bedacht van 12 onregelmatige maanden, los van de natuurlijke seizoenindeling of maancycli. De tijd is gereduceerd tot een mechanisch uurwerk, met een kunstmatig geschapen indeling van uren en minuten. De mens is de enige levenssoort op deze planeet die met een klok rondloopt. Tijd is niet langer onze vriend, maar onze vijand want tijd is verworden tot geld. En dat is iets dat volgens sommige mensen moet worden bevochten.

Zo schrijft de Maya-kenner Arguelles: Neem bezit van je tijd en je zult je eigen geest leren kennen. 
   

zaterdag 13 oktober 2012

Hoe zit het met het genie?

Onze wereld heeft achtereenvolgens de 'bruten' aan de macht gehad, die de anderen overtroffen door hun spierkracht, de rijken, die de middelen hadden om veel bruten in dienst te hebben, en de politici, die de volkeren van de democratische landen in de val van hun hoop hebben laten lopen. Zonder nog te spreken over de militairen die hun succes hebben gebaseerd op een rationele organisatie van brutaliteit. Laten we vooral eerlijk zijn: het enige type mens dat nooit aan de macht werd geplaatst, is misschien wel juist het type dat de mensheid werkelijk vooruit deed gaan. Of hij het wiel, het buskruitpoeder, de explosiemotor of het atoom heeft ontdekt, het genie heeft altijd het bewind van mensen die minder intelligent waren dan hijzelf laten profiteren van zijn uitvindingen, terwijl deze bewindsmensen vaak vreedzame uitvindingen aanwenden voor moorddadige doeleinden!

Laten we eens een voorbeeld nemen. Copernicus werd veroordeeld door een meerderheid van onbekwame mensen, omdat hij zowat de enige was die een voldoende niveau had om te begrijpen dat de Aarde rond de Zon draaide; het was niet andersom. De Aarde was niet het centrum van de wereld;  de katholieke kerk had geen gelijk. 
Anders gezegd: een meerderheid van de stemmen wordt altijd als een positief iets gezien. Men is het met elkaar over iets eens en dat is erg plezant want dan voelt men zich sneller in een groep opgenomen en begrepen. Wat men maar al te vaak over het hoofd ziet, is echter dat dezelfde stemmen slechts een gelijkheid van kennis en van intellectueel niveau openbaren. Maar wie zegt dat die kennis en dat niveau wel de juiste zijn? 

In bepaalde kleine steden worden de verkiezingen gewonnen door diegene die de meeste aperitieven heeft aangeboden. 


dinsdag 2 oktober 2012

In het geestelijke

leven - wanneer we ernaar gaan verlangen om de waarheid te ontdekken en te beleven - is het van grote betekenis om een geestelijk leermeester te vinden. Er zijn in de loop van de tijd altijd van deze meesters geweest, die hun leerlingen konden inspireren en de weg wijzen op hun innerlijke reis. Maar de ware meesters hebben zichzelf nooit meester genoemd. Zij voelden zich juist leerlingen van de ene goddelijke geest. Zij kunnen ook alleen leiden naar licht in zover zij zichzelf openstellen om het te ontvangen. Het is dus een licht, het goddelijke licht, dat zij doorgeven. 

Er zijn meesters geweest van verschillende niveaus, naar de mate, de diepte en de intensiteit van hun bewustzijn van het goddelijke. Naar die mate kunnen zij een kleinere of grotere kring leerlingen inspireren en geestelijke leiding geven. Dat kan zich uitstrekken over een bepaald gebied, over een heel land, of een uitstraling hebben in de hele wereld. Zo'n grote meester heeft dan, van tijd tot tijd, de taak gekregen om een nieuwe goddelijke boodschap te brengen aan de mensheid. Dan werd hij een boodschapper, een profeet, de rasul. 
Waarom was/is dit telkens weer nodig? Omdat het bewustzijn van de mens die het vermogen heeft om zich van God bewust te worden, meestal zo verstrikt en gebonden raakt in het uiterlijke materiële leven, dat het niet meer openstaat voor het goddelijke licht. Dat licht moge alomtegenwoordig zijn en ook in elk mens zijn als zijn verborgen essentie, maar ons hart, onze oren en ogen raken naar buiten gericht en naar binnen bedekt, zodat wij dat licht niet kunnen waarnemen. Dus hoe kan de onzichtbare, onhoorbare, ontastbare goddelijke geest de mens dan bereiken? - en die mens Zijn/Haar wezen tonen? Dat kan alleen door middel van een volkomen godbewust mens. De hele schepping is immers een evoluerende uitdrukking van de geest in de materie, en de mens is daarvan de culminatie, de hoogste mogelijkheid. Er is geen hogere - een hogere uitdrukking van de goddelijke geest kan niet zichtbaar zijn in de materiële wereld.

De profeet is dus een mens. Hij leeft in het kwetsbare, materiële organisme van een mens. Wij lazen dat duidelijk in de Koran: '... de Boodschappers die wij zonden waren ook slechts mensen, aan wie wij inspiratie zonden... En wij hebben hun ook geen lichamen gegeven die geen voedsel nodig hebben, en zij waren ook niet vrijgesteld van de dood.' Maar die godbewuste mens kan ons Gods wezen laten zien. Toen Filippus vroeg: 'Laat ons de Vader zien', antwoordde Jezus: 'Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.' En hij werkte dat uit: 'Geloof je niet dat ik in de Vader ben en dat de Vader in mij is? Ik spreek niet namens mezelf als ik tegen jullie spreek, maar de Vader die in mij blijft doet zijn werk door mij.' Daarom is er ook in het boek Genesis over de schepping van de mens gezegd: '...naar Zijn beeld schiep Hij hen.'

Toch is dit voor de mens moeilijk te begrijpen. We zien onszelf als zo zwak en beperkt, met zoveel tekortkomingen - en wij stellen ons God voor als almachtig, groot en volmaakt, ver boven ons verheven. Daarom is Jezus vaak gezien als de zoon Gods - als zou die anders zijn dan een mens, terwijl toch alle mensen kinderen Gods zijn. We hebben moeite, zoals Inayat Khan zegt, 'het mysterie van goddelijkheid te begrijpen'. Dat bestaat erin dat de mens die zich ten volle van God bewust wordt, innerlijk zo groot wordt als het gehele universum dat in hem weerspiegeld wordt. En dat is niet alleen het mysterie van de boodschapper, waar het zich in hoogste zin openbaart. In dat mysterie zijn wij mensen allen geboren. Wij hebben die mogelijkheid in ons. Maar om die mogelijkheid te realiseren, moeten wij ons vrij weten te maken van alle banden en gehechtheden in dit aardse leven - terwijl wij toch op aarde leven en werken. In dat opzicht zijn de boodschappers ons grote voorbeeld. Terwijl heiligen en meesters meestal de eenzaamheid hebben opgezocht, ver van menselijke drukte - om te voorkomen dat hun zo gevoelig geworden hart ontstemd zou raken - moet de even gevoelige profeet zich juist onder de mensen begeven om de goddelijke boodschap te brengen. Hij moet dus leven te midden van de menigte en toch, zoals Inayat Khan zegt, het instrument van zijn hart afgestemd houden op het oneindige, zodat hij antwoord kan krijgen op alle vragen die elk ogenblik van de dag opkomen. Een profeet moet in de wereld leven en niet van de wereld zijn. Als boodschapper moet hij ook het gewone leven ervaren, om te begrijpen hoe hij de boodschap moet brengen zodat de mensen in die tijd het kunnen begrijpen. 

Zo lezen wij in de Gayan van Hazrat Inayat Khan: 'God spreekt tot de profeet in Zijn goddelijke taal, de profeet vertolkt die in de taal van de mensen.' Dat is een moeilijke taak: de zo subtiele goddelijke woorden moeten worden uitgedrukt in de grovere wereldse taal. Zoals Inayat Khan het zo treffend uitdrukt: 'De boodschapper moet proberen om de gehele oceaan aan de wereld te geven in een fles!' Daarom kan niet alles in woorden worden gegeven, maar wat de woorden niet kunnen geven, wordt gegeven in stilte, in de sfeer, in de tegenwoordigheid van de profeet - door zijn stralende liefde en onpeilbaar diepe blik. Maar de woorden zijn - in al hun beperkingen - toch vruchtbaar als graan: zij inspireren en door hun aard wordt hun werking vermenigvuldigd. Dat komt omdat er een grote kracht en inspiratie achter die woorden schuilt. 

Zo'n boodschapper is dus telkens gekomen wanneer de mensheid het contact met het goddelijke had verloren, zodat er fundamentele verwarring ontstond. Als de mensen in die tijd en in die cultuur de boodschap ontvingen, werden zij er diep door geraakt. Maar zij identificeerden zich dan met de vorm van de boodschap, met de rituelen waarin die gegeven is, en met de zo bijzondere persoonlijkheid van de profeet - 'het net waarin God de zielen vangt'. Zij denken dan begrijperlijkerwijze dat die boodschap de vorm is, die fles, en dat veroorzaakt de tragische conflicten tussen religies wanneer die elkaar ontmoeten. 

We leven nu in een tijd die erom vraagt om boven die verschillen in vorm uit te stijgen. Die verschillen zijn er, want de tijden en culturen waarin de goddelijke boodschap moest worden gegeven, waren heel verschillend. De boodschap moest telkens antwoord geven op de vragen van die tijd. En die vragen verschilden ook. Maar wanneer we dieper doordringen in de heilige boodschap van de verschillende religies, kunnen wij de ene stem horen die daardoor spreekt, die van de ene leidende geest. 

(Overgenomen uit Tot de Ene. De Weg van het Universeel Soefisme. Van Dr. H.J. Witteveen)