vrijdag 7 september 2012

We verlaten nu,

zo schrijft Ken Wilber in zijn boek Zonder Grenzen aan het begin van hoofdstuk 9, Het transcendente zelf, het centaur-niveau en dalen af naar de transpersoonlijke fase: 'Hier laten we de vertrouwde en gewone zintuigelijke waarneming van onszelf en onze wereld achter ons. Want als we deze hogere wereld betreden beginnen we in contact te komen met een bewustzijn dat uitstijgt boven het individuele en dat de mens iets onthult dat ver boven zijn 'zelf' uitgaat. Elke echte discipline op dit niveau opent vroeg of laat voor het individu een bewustzijn dat zo diep en krachtig is, dat het hem uit zijn-zelf kan tillen naar de uitgestrekte en subtiele wereld van het transpersoonlijke. 

Maar helaas veroorzaken dit soort woorden bij de meeste moderne, geschoolde westerlingen enkel verbijstering, want met de algehele slapheid van de tegenwoordige religie hebben we grotendeels elke directe en sociaal aanvaarde manier tot transcendentie verloren. De gemiddelde mens zal daarom waarschijnlijk vol ongeloof luisteren als hem wordt verteld dat der, gevestigd in de diepste diepten van zijn wezen, een transpersoonlijk zelf huist, een zelf dat zijn individualiteit transcendeert en hem verbindt met een wereld buiten en achter tijd en ruimte. 

Het is bijzonder jammer dat we in het Westen de laatste paar eeuwen het transcendente meer en meer hebben onderdrukt. Deze onderdrukking, die even veelomvattend als subtiel is geweest, is zonder twijfel meer verantwoordelijk voor de ontevredenheid van onze huidige ongelukkige samenleving, dan welke onderdrukking van seksualiteit, vijandigheid, agressie, of andere oppervlakkige onderdrukkingen op de hogere niveaus van het spektrum dan ook. Verdringingen op het persona-, ego-, of centaur-niveau, hoe heftig of dramatisch ze ook kunnen zijn, zijn nooit veelomvattend genoeg om de teneur van een hele beschaving te bepalen; een beschaving waarvan de wortels altijd, of we ons er nu bewust van zijn of niet, hun grond vinden in het transcendente. We zijn er op de een of andere manier in geslaagd dit feit collectief te ontkennen. Maar omdat het onderdrukte nooit echt helemaal verbannen kan worden en alleen maar slapend kracht ligt te verzamelen, of in allerlei vermommingen naar boven komt, zien we tegenwoordig een toenemende belangstelling voor meditatie, psychische verschijnselen, yoga, oosterse religies, andere staten van bewustzijn, bio-feedback, buiten-lichamelijke ervaringen, enz. En omdat het in het algemeen zo lang onderdrukt is, neemt deze drang tot transcendentie soms bizarre vormen aan zoals zwarte magie, occultisme, misbruik van psychedelische drugs en goeroe-aanbidding in sektes. 

Ondanks al deze aandacht voor het transcendente hebben de meeste westerlingen toch veel moeite om te begrijpen dat er diep in hen iets is dat wezenlijk tijd en ruimte ontstijgt. Dat er in hen een bewustzijn is dat, omdat het boven het individuele bewustzijn uitstijgt, geen persoonlijke problemen, spanningen of angsten kent.' 

In plaats van meteen midden in een discussie over het transpersoonlijke zelf te springen, bespreekt Wilber vervolgens, als een soort inleiding, in het kort het werk van Carl G. Jung. Zo zegt Wilber: 'Jung, die volledig het bestaan van de hogere niveaus erkende, slaagde erin zijn navorsingen uit te breiden tot aan de transpersoonlijke fase. Jung was de eerste belangrijke Europese psycholoog die de belangrijkste aspecten van het transpersoonlijke gebied van het menselijk bewustzijn ontdekte en onderzocht.' 

Maar wat was het precies dat Jung had gevonden?

Wilber omschrijft het als volgt: Een stille bron die, evenals de diepten van de oceaan, nooit verstoord raakt, zelfs als de oppervlaktegolven van het bewustzijn opgezweept worden door stormvlagen van pijn, angst of wanhoop. (...) De bron, dit 'oog van de tornado' zal zijn heldere kalmte behouden, zelfs temidden van de rukwinden van angst en lijden die rond zijn centrum woeden. De ontdekking van die waarnemende kern is te vergelijken met een duik door de hoge golven van een stormachtige oceaan naar de kalme en veilige diepten van de bodem. In het begin zal je misschien niet meer dan een paar meter onder de opgezweepte golven van je emotie komen, maar met volharding kan je de kunst machtig worden om kilometers diep te duiken in de kalme bron van je ziel en uitgestrekt op de bodem liggen en op een alerte, maar afstandelijke manier kijken naar de beroeringen waarin je eens gevangen zat.'

Voor alle duidelijkheid: Wilber spreekt hier over het transpersoonlijke zelf of de getuige en heeft het nog niet over het zuiver eenheids-bewustzijn. In het eenheids-bewustzijn wordt de transpersoonlijke getuige namelijk ook nog eens 1 met alles waarvan het getuige is.